17
En ze tilt hem uit de box*
Ze brengt hem naar de an-de-re ka-mer* Daar staat zijn wieg-je*
Miep klimt uit de box*
Op hun tee-nen mo-gen ze al-le drie mee* Ze mo-gen broer naar bed bren-gen*
En wat zin-gen ze zacht-jes, als Moe-der broer-tje in-stopt?
„Slaap maar lek-ker klei-ne vent, Tot je uit-ge-sla-pen bent!”
Maar broer-tje hoort er niets van* Want hij slaapt al.
Een dappere Jongen,
2