Hij had een gras-groen broek-je aan. Een broek-je met een lap-je*
Dat broek-je was een keer ge-scheurd, Het was bij on-ge-luk ge-beurd,
En niet ex-prest dat snap-je!
Toen naai-de de ka-bou-ter-vrouw, Het stuk-ge-scheur-de broek-je gauw, Al met een keu-rig lap-je*
Waar-om ik jul-lie dat ver-tel,