40
„Nee/' zegt Frits.
„Als ik nog meer wil ver-tel-len, moet ik eerst aan moe-der vra-gen.
Die moet me hel-pen be-den-ken.'' Frits en Daan gaan naar de keu-ken. „Moe-der/' zegt Frits.
„Ik weet geen ver-haal meer.
Weet u er nog één?"
Moe-der heeft het wel heel druk.
Maar ze kan toch wel e-ven hel-pen be-den-ken.
„Ver-tel maar aan Daan van een stout jon-ge-tje."
„Wat deed dat jon-ge-tje dan?" vraagt Daan.
„Die liet al de korst-jes van zijn bo-ter-ham staan."
„Nee/' zegt Daan.
„Dat is geen ver-haal.
Dat is echt ge-beurd."