48
En dan gaat ze met de klas naar bin-nen. Nu kijkt Joop-je ein-de-lijk weer naar moe-der.
„Juf van school heeft met me ge-praat,” zegt hij.
„Dat is net zoo goed als-of je echt een school-jon-gen bent, hè?”
„Ja,” zegt moe-der.
„En ze vroeg of ik la-ter bij haar op school kwam,” gaat Joop-je ver-der. „Maar ik zei, dat het nog een jaar duurt. Ze zal het wrel jam-mer vin-den, dat het nog zoo lang moet du-ren.”
„Ja,” zegt moe-der.
Joop-je hup-pelt naast moeder voort.
Hij is erg in zijn schik.
Want of de Juf nou door het hek met je praat, of in de klas, — dat is toch bij-na het-zelf-de!