0 0
0 „Zullen we haar ook Mies noemen?" vroeg Jan. 0
„Nee, dan komen we in de war. Ze moeten maar Miesje 0
0 en Wiesje heeten.” 0
0 Mies je en Wiesje zaten dien avond elkaar aan te kijken. 0
0 Misschien dachten ze wel, dat ze in den spiegel keken. 0
0 Maar och, och! 0
0 Den volgenden morgen merkte moeder, dat het poesje niet 0
0 Wiesje moest heeten, maar Viesje. 0
0 En toen moest ridder Jan haar maar weer gauw terug brengen 0
naar de straat waar ze woonde. 0
0 Daar heeft ze toen haar eigen huis weer gevonden, omdat 0
0 er nu geen groote hond meer was, die haar bang maakte en in 0
0 de war bracht. 0
0 En Jan? 0
0 Die vond het niets erg, dat hij zich Vergist had. Hij had ten- 0
0 minste dien naren hond weggejaagd. 0
0 En hij is altijd dezelfde ridder gebleven: altijd z'n oogen 0
0 goed blijven gebruiken, om te zien of er wat te helpen viel. 0
0 Alleen die zwarte handen, hè, en die vegen in z'n gezicht 0
0 altijd. Jammer. 0
0 . 0
0 0
0 0
0 0
S 11. Dc Meester. M
0 0
0 . 0
0 De meester is verbazend streng. 0
0 Hij houdt niet van een grapje. 0
0 Maar alle kind'ren van zijn klas, 0
0 Die houden hem voor 't lapje. 0
0 0
0 De meester heeft een korte broek, 0
0 En heel erg booze oogen. 0
0 Maar alle kind'ren van zijn klas . 0
0 Doen juist, wat ze niet mogen. 0
0 0