Een zin in de wereldgeschiedenis te zoeken, betee-kent altijd iets kunstmatigs, menschelijks, historisch vaststaands, in de geschiedenis invoegen. Betee-kent, aan den nachtelijken hemel met zijn verwar-rend aantal sterren, de sterren ten behoeve van een gemakkelijker overzicht tot verschillende figuren te groepeeren, een verband samen te stellen tusschen deelen, die elkaar vreemd zijn. Deze sterrenbeelden zijn geen ,,hemelsche” figuren, geen engelen, geen satans en geen fantasievormen, zij zijn aardsche beel-den: menschen, dieren en aardsche voorwerpen.
״Was ihr den Geist der Zeiten heisst,
Das ist im Grund der Herren eigner Geist,
In dem die Zeiten sich bespiegeln...”
(Goethe, Faust)
En toch kan deze kunstmatige groepeering, een hooge moreele, paedagogische waarde bezitten. Zij geeft al het nieuw ontstane eerst de moreele grond-slag, zij vormt het precedent, waarop men zich be-roepen kan, zij is het fundament waarop al het ge-schiedkundig nieuwe gebouwd wordt.
En wat heeft men al niet uit de Chanoeka-geschie-denis gehaald? Welke zin heeft men niet in haar ge-vonden?
1. De niet-Joden en de Maccabeeërs.
De hoofdbron voor de geschiedenis van het Cha-
74