Strophe II vormt een herinnering aan de slavernij in Egypte en den uittocht, waarbij ,,Pharao’s leger en kroost” ten onder gingen.
In het derde vers wordt de Babylonische balling-schap gememoreerd en de redding na zeventig jaren.
Vervolgens wordt ook Mordechai genoemd en zijn strijd met den zoon van Hammedatha, waaruit hij met opgeheven hoofd te voorschijn kwam en daardoor ook het volk Jisraeel.
De zesde en laatste strophe vormt een bede om be-spoediging van den voor verlossing bestemden tijd, want zooals de dichter het zegt: ,,te lang reeds blijft het uur der redding uit en eindeloos schijnt deze lijdenstijd”.
Verklaring
ושם הודה נזבח : vergelijk hiermee לך אזבח זבח הודה
(Hallel).
לעת תכין מטבח: ontleend aan Jesaja 14,v.21 הבינו לבניו מטבח (strafrede tegen Babylon). Constructie met לעת vergelijk Dewariem 32, v. 35 לעת המוט ךגלם ten tijde dat....
מצר המנבח Woordverklaring: מנכה heeft de be-teekenis van מחרף = godlasterend. Eigenlijk was hier te verwachten לצר in plaats van .מצר
אז אגמור [את] חנכת המזבח בשיר מזמור :אז אגמור ובו׳ toespeling op psalm 30: .מזמור שיר חנכת הבית
חשמנים : in plaats van חשמונאים, vanwege het rijmen met השמנים. Het woord חשמנים in psalm 68, v. 32 staat hiermede in geen enkel verband.
66