Over een dergelijke gouden „tong" wordt in de geschiedenis van Achans diefstal (Josua 7,21) gesproken. „Kikkar” wordt zeer dikwijls in Tenach genoemd.
„Beka" zou identiek kunnen zijn met de hierboven genoemde opgravingen in Troje, Egypte en Syrië. De naam komt goed overeen met den vorm (Bik’a dal) en het doel (deelbaarheid: bakoa vouwen, deelen).
Dit geld werd op een weegschaal (moznajim) gewogen. Vandaar de naam Sjékel (sjakol wegen; misjkal gewicht). De gewichten waren uit steen vervaardigd (ewen steen; vergelijk b.v. Dewariem 25,13: „Gij zult niet verschillende „steenen” hebben in Uw zak, groote en kleine”).
De eerste, over het algemeen, zilveren munten in Palestina dateeren uit den tijd der Perzen (± 500 tot ± 330 v.g.j.). Daaronder bevindt zich ook één met Hebreeuwsch opschrift, maar door Perzen gemunt. De (waarschijnlijk) eerste Joodsche munten dateeren uit den tijd der Hasmoneeërs.
De eerste Joodsche munten
Een „munt” is een gestempeld geldstuk welks materieele waarde onder zijn nominale waarde staat. Daarom was het slaan van munten (gouden of zilveren) het alleenrecht der dynastieën onder wier heerschappij Palestina stond. (Eerst de Ptolemaeën, vervolgens de Seleuciden en later de Romeinen). Slechts voor koperen en bronzen munten verkregen de lokale overheden der onderworpen landen en steden het recht van eigen, autonome aanmunting. Hebreeuwsche zilveren munten zijn daarom meestal het bewijs van
41