Hiermede is de rol der Hasmoneeërs als geestelijke leiders in den strijd om de vernieuwing van den Jood-schen staat beëindigd.
Van nu af aan zijn zij een monarchen-dynastie, die wel strijdt voor de veiligheid en de uitbreiding van den staat, maar boven de strijdende partijen in het Jodendom staat en nu eens de eene, dan weer de andere ondersteunt, naar gelang van de opportuniteit.
De beide partijen zijn:
1. de partij der Hellenisten (eerst de hooge-priesterdynastie der Zadokieden, later de Saduceeërs, in werkelijkheid de beter gesitueerden en de beambten) ;
2. de „conservatieve” volkspartij (eerst de Macca-beeërs en de „Chassidiem”, later de Pharizeeërs; in wezen de breede laag der „gewone” bevolking en de voor het grootste deel hieruit voortgekomen geleerden).
Beide partijen wisselen herhaalde malen van opvatting ten opzichte van den staat en zijn machthebbers, zonder evenwel hun grondprincipes ontrouw te worden.
Als bijvoorbeeld in het begin van den vrijheidsstrijd der Maccabeeërs de materieele toestand — naast de religieuse — in het land volkomen onhoudbaar is geworden (onder Antiochus Epiphanes), staan eerst de lagere volksklassen, later echter ook de beter gesitueerden aan de zijde der opstandelingen. Korten tijd later — nog onder Juda Maccabi — na het intreden van tolerantie op religieus gebied, gaan hun wegen uiteen. De Hellenisten zijn voor de Syrische
30