HERMAN VAN DEN BERGH
I
Omstreeks het jaar negentien-honderd-en-achttien moest, te midden van een bloei (ja!: een bloei!) van „natuurpoëten”; te midden van een horde tachtigers-epigonen in den fataalsten zin deswoords; van de vele gecultiveerde „abstracten” en woord-verdroogers uit „De Beweging'*; ja zelfs door de fundamenteele tegengesteldheid van aard met meesters als Boutens, Leopold, en Henr. Roland Holst, als A. Roland Holst of Bloem, — Herman van den Bergh, creatief, inslaan als een bliksem; essayistisch, wakker stooten wat te sluimeren lag.
Dat dit niet in die mate geschiedde, als wij, nu terugziende, mochten verwachten, moet op rekening worden geschreven, aan den eenen kant, van een zelfverheerlijkende kortzichtigheid; anderzijds geweten worden aan de neiging tot gerusten slaap; eigenschappen, die ons volk verre van vreemd zijn, helaas. Door zijn werk was Van den Bergh, in vele opzichten, de aangewezen figuur (is hij anders te zien dan als „figuur”?) om te leiden; om de wakkeren om zich heen te scharen in gesloten formatie. Geschiedde dit? Kwam de verovering, stormenderhand, de veldheer voorop, en een strijdbare phalanx van jonge ver-metelen? Van jongsten, die komen na NijhofF....?
Slechts enkelen stonden hem bij in zijn strategie. Zij hadden begrepen en bezaten zelf de zuiverende moed, die vernietigen durft, wanneer het noodzakelijk blijkt; die weet uit te roeien, voordat alles wat kansen op leven bezit overwoekerd wordt. Want wat Van den Bergh beoogde in zijn opstellen, die, als zij heden ten dage zouden verschijnen (god gave het!) nog opzien zouden baren om hun bijzondere kwaliteiten, was: „geen school", géén dogma: een vrijmaking en een grensovertreding. „Een tegenspraak met daden”: „breken met gevoels- en uitingsbeperking"; „vrijmaking uit den dwang eener zélf eens bevrijdende kunstreligie, die, buigzame gordel in haar tijd, verstarde om het groeiende lichaam en meer dan voelbaar klemt.” En hij vroeg: „anarchie?” „Gelooft ge dan niet, reeds enkel door den wil van een onaanvechtbaar begrip kunst, aan een regelende kracht, die van bin
8