mijn vrouw Janny en ik ook een aantal keren uitgenodigd om 's avonds te komen eten, en vooral een bijzondere wijn te komen proeven, en het viel op hoe prima Liesje kon koken — ondanks het feit, dat ik ooit bij Ischa (wiens naam in huize Meijer absoluut taboe was) had gelezen, dat zijn moeder absoluut niet kon koken. Na afloop kwam er dan weer een kaartje met vele vragen en opmerkingen en als P.S. Hoe vonden jullie de wijn?
Op die manier werd zowel in Heemstede als in de Rosen-thaliana hard gewerkt aan een groot aantal projecten, begeleid door talloze telefoontjes en brieven. Hoewel het me soms bijna te veel werd was ik me er tegelijkertijd van bewust dat Jaap Meijer intensief bezig was iets door te geven, dat niet verloren mag gaan. De al genoemde catalogus en tentoonstelling over joodse publicaties, verschenen onder de Duitse bezetting/had als titel 'Al teho-mot - Op de rand van de afgrond', en was bedoeld als een bijdrage aan de 5-mei-herdenking van 1980. Het motto was de sjalsjelet, de keten der traditie. Jaap Meijers kernachtige en principiële voorwoord is indrukwekkend. Een jaar later, op 6 maart 1981 schreef hij me:
‘Heb je gemerkt dat ik Holocaust niet kan uitspreken. Liesje constateerde dat al veel eerder.'
Dat zinnetje is me bijgebleven. Of als aforisme, onder een brief gekrabbeld: 'Vergeten / ik kan het maar niet onthouden ....'
In datzelfde jaar begon het werk aan de biografie van
14