Weet je nog?

Kaatje heeft een poesje, dat wel op een moor lijkt, zo zwart is het; Kaatje zorgt goed voor haar poesje; elke avond even voor bedtijd hoort men haar „Poes, poes, Ka .. .tje, Ka . . .tje’' roepen. Vandaar is ook de naam Kaatje gekomen; het meisje heet misschien niet eens Kaatje, maar ze ziet er wel naar uit. Kaatje heeft ook twee konijntjes, een witje en een bruintje; hup . .. hup, springen ze rond in het gras.

Soms kan Kaatje ook stout zijn, net als andere kinderen, en dat is meestal zo als ze ruzie met haar broertjes heeft. O, wat kan Kaatje kwaad zijn; slaan, schoppen en bijten doet ze lang niet mis. De broertjes hebben wel respect voor hun stevige zus.

„Boodschappen doen”, roept moeder. Kaatje stopt gauw haar oren dicht, om straks eerlijk te kunnen zeggen, dat ze moeder niet gehoord heeft; aan boodschappen doen heeft Kaatje erg het land, maar liegen is haar een boodschap toch ook niet waard; liegen doet Kaatje niet, dat zie je zo aan d'r blauwe kijkers. Een broertje van Kaatje is al 16 jaar en in betrekking als jongste bediende; dit broertje baast weleens als een vadertje over de kinderen; tegen Piet durft Kaatje ook niets te zeggen, want Piet is hardhandig en Kaatje weet bij ondervinding, dat er als ze hem gehoorzaamt, nog wel eens een snoepje overschiet. Snoepjes lust Kaatje wel en de andere zusjes ook.

42