elegant en geurig, maar als haar iets niet naar de zin gaat, keert ze je dadelijk haar doornen toe. Het roosje is net als een verwend klein meisje, heel mooi en zo op het oog heel lief, maar raak je haar aan, of ben je even met een ander bezig, dus is zij niet meer het middelpunt der belangstelling, dan zijn er dadelijk de nagels, die uitgestoken worden. Zij krijgt een kattig toontje, is beledigd en wil daardoor juist hef lijken; haar maniertjes zijn geleerd en dus aanstellerig”.
„Maar, elfje, hoe komt het dan toch, dat iedereen het roosje als de koningin der bloemen beschouwt?”
„Dat komt doordat haast alle mensen zich door de uiter-lijke glans laten verblinden; er zijn er maar weinig, die niet op het roosje gestemd zouden hebben, als de mensen hadden mogen kiezen. Het roosje is deftig en mooi en net als in de wereld wordt ook bij de bloemen niet gevraagd of een ander, die lelijker van buiten is, van binnen misschien mooier is en meer geschikt om te regeren”.
„Zeg elfje, vind je dus het roosje niet mooi?”
„Toch wel, Eva, het roosje is mooi van buiten en als het niet altijd op de voorgrond zou staan, zou het misschien ook lief kunnen zijn. Maar daar het nu eenmaal de bloem der bloemen is, zal het zichzelf altijd schoner vinden dan het in werkelijkheid is; en zolang dit zo blijft
29