O, wat was dat moeilijk voor Dora, om de saaie Pel-dron de hele dag te zien, Peldron voor en Peldron na en nooit iemand anders. Maar veel tijd om met Peldron te praten was er toch ook niet, want Dora moest koken (dat had ze thuis bij haar moeder geleerd), ze moest het huisje netjes houden, en als er dan nog tijd over was ging ze spinnen. Peldron daarentegen hakte in de afgesloten tuin hout en spitte de grond om; als dat werk voor een dag gedaan w7as, ging hij schoenen repareren. Om zeven uur ’s avonds riep Dora hem voor het eten en daarna waren ze allebei zo moe, dat ze de oude kabouter haast geen antwoord konden geven, als die ’s avonds kwam om hun werk te controleren. Een week lang hielden ze dit leventje vol; Dora lachte nog steeds veel, maar begon de ernst des levens toch ook in te zien en begreep, dat er veel mensen waren, die het heel erg moeilijk hadden. Dus was het zeker geen overbodige luxe, als men deze mensen wat gaf en hen niet met een brutaal antwoord afscheepte. En Peldron verloor iets van zijn treurigheid, ja, het gebeurde weleens, dat hij zachtjes floot onder zijn werk, of met Dora meelachte om een van haar grapjes.
Toen de Zondag was aangebroken, mochten ze alle twee meegaan met de kabouter naar de kleine kapel, die in elfendorp steeds druk bezocht werd. Ze letten veel beter op de woorden van de kabouter-dominee en voel-
J7