niet weg. Heel goed herinner ik me, dat kleine kinderen aan de grachtrand aan het spelen waren. Als ze maar niet in het water vallen, dacht ik angstig want ik kan niet helpen als er iets gebeurt. Misschien doemt die herinnering wel op uit bezorgdheid om jullie. Zijn jullie vooral voorzichtig? Eigenaardig is, hoe je in zo'n cel de allergewoonste dingen weer leert gaan waarderen, en vooral ook hoe je weer op allerlei simpele details gaat letten die je in het vrije leven zouden zijn ontgaan. Bovendien 'herken' je overal iets in. In mijn vorige cel (gisteren ben ik overgeplaatst) zag ik een soort schoorsteen, wiens vorm me aan de Beurs deed denken. En zo maak je dan in gedachten een uitstapje naar het Damrak. Gisteren zag ik, bij het luchten, de torens van het Rijksmuseum. Als ik er de tijd voor heb (het gekke is dat m'n dagen nog steeds gevuld zijn, al is het maar met nadenken), ga ik ook eens naar het Rijksmuseum. In een tijdschrift, de Spiegel, zag ik een foto van marcherende arbeiders uit 1953, in opstand tegen het Oostduitse regiem. Daarnaast een foto van een dikke Oostduitse bureaucraat, die huilend bij de Westduitse politie bescherming zocht tegen de woede der arbeiders.
Zulke foto's onthullen een hele wereld. Tussen de middag en 's avonds is er ook radio in de cel. Zo hoorde ik dat Eisenhower, na de studentendemonstratie, Japan niet zal bezoeken. Oh, lala, dan loop ik in mezelf te fluiten, en jullie weten wel welk lied! Zo gebeurt er toch van alles. Een politieman blijkt nog familie van P.J. Troelstra te zijn, en je tracht dan na te gaan in gedachten, welk verband er tussen beider maatschappelijke roeping kan bestaan. De socialistische voorman heeft de maatschappij willen dienen, zijn nazaat de maatschappelijke orde.
33