DE KWESTIE-RflPTIS-SflNTEN
TN mijn artikel over de kwestie-Raptis-Santen (VN van 8 april) behoeft een zinsnede een korte, maar toch niet onbetekenende precisering. Beide verdachten hebben namelijk de illegale vervaardiging van Franse identiteitskaarten bekend voor wat hun aandeel daarin betreft. Er dient in verband hiermede op te worden gewezen, dat slechts een deel van dit drukwerk in de drukkerij van Joop Zwart werd uitgevoerd en dat noch Raptis noch Santen daarvan op de hoogte was. Tijdens de confrontatie aan de Nederlands-Duitse grens in oktober 1960 verklaarde de ln Duitsland gearresteerde Haarlemse chemigraaf A. öldrich met nadruk, dat hij zonder Raptis en Santen erin te kennen van Zwarts drukker)] gebruik heeft gemaakt. Deze verklaring komt overeen met hetgeen Zwart mededeelde aan een journalist van het Amstelveen« Weekblad <24 juni 1960): 'In het najaar van 1958 kwam een oude relatie uit het verzet (de Haarlemse chemigraaf A. O. red. AW.) bü mü met het verzoek hem te helpen bi) het vervaardigen van papieren, die weliswaar irregulier waren, maar mensen in nood moesten helpen.'
Met welke bedoelingen Zwart zijn drukkerij aan öldrich ter beschikking stelde, blijft een open vraag. Tijdens het tegen hem gevoerde proces op 15 november 1960 heeft Zwart zelf daaromtrent gezegd van plan te zijn geweest de zaak aan de betreffende autoriteiten bekend te maken, hetgeen aan de officier van Jusitie, mr. Van Renesse, de woorden ontlokte: 'Ik zeg niet dat de verdachte een agent-provocateur is geweest, maar het riekt ernaar.'
In elk geval komt het my gewenst voor er ter precisering op te wijzen, dat er tussen Raptis en Santen enerzijds en Zwart anderzijds geen enkel contact heeft bestaan, en dat eerstgenoemden geen kennis droegen van öldrichs werkzaamheden in diens drukkerij. Zij hebben in de mening verkeerd, dat öldrich de bewuste identiteitskaarten elders vervaardigde.
*ONS HERMANS
Vrij Nederland