dat is toch een hele steun voor jullie, en daardoor ook voor mij. Jeetje de brief is al vol, ik had nog zoveel willen schrijven. Jullie zijn er deze keer een beetje bij ingeschoten, met al die problemen. Wel lieverds, in elk geval tot donderdag, veel liefs, Sal, Papa.
Amsterdam, 12 februari 1961
Liefste Bep en kinders,
Zal ik eens wat leuks vertellen? Donderdagavond kreeg ik van de Humanist het gebruikelijke krantje van het Humanistisch Verbond. Ik bladerde het wat door en zag toen plotseling een foto van het A.H. Gerhard-huis opgenomen. Op de voorste rij zit oma, hartelijk lachend naast anderen, die ik wel van gezicht maar niet van naam ken.
Ik heb iets fijns gelezen. Het ligt in de bedoeling, de scholen op zaterdagochtend te sluiten, tenminste in de zomermaanden. Je moet dan wel op de andere dagen een kwartiertje eerder beginnen. Maar twee vrije dagen achter elkaar — zaterdag en zondag — is toch heerlijk. Ze worden maar verwend, hè Bep? Donderdagavond ontving ik jouw brief.
Van Essie kreeg ik een hele lange brief. Ze gaf me een raadseltje op: het loopt en loopt maar komt nooit bij de deur, ra ra, wat is dat. Als je haar ziet, wil je dan zeggen: een hond die zijn staart wil pakken. Of hij moet de boel afbreken en buiten de deur gezet worden. Essie vertelt een heel verhaal over het circus, waar ze met Karin naar toe is geweest. Twee dames stonden in een matrozenpakje in 'de luch', en er waren clowns, en nog veel meer. Ik heb haar een kaart gestuurd. Het was lief van haar, me een brief te sturen. Wil je tegen Maurice zeggen dat ik zijn brief niet heb ontvangen?
128