'Wat kan dat schelen. Hij beschouwt oom Henk als een verschrikkelijk gevaarlijke tegenstander. Maar hij heeft een groot respect voor hem, dat weet je. Als oom Henk in de Kamer sprak wou Colijn er geen woord van missen. En als het niet parlementair genoeg was voor de voorzitter riep hij: Zeg het maar in het Maleis. In elk geval was Colijn bereid er iets aan te doen.'
'Waar zijn ze nu?'
'Hier vlakbij, in Sint-Pancras. Bij Klaas Barten. Een boekbinder die altijd op het nas-kantoor kwam voor het inbinden van tijdschriften. Hij heeft nergens mee te maken. Daar zijn ze veilig. Oom Henk vroeg of voorlopig bij ons de post voor hem mocht komen. Dat is toch goed, hè? Ik heb ja gezegd.'
'En ik ben bij de Vierde. Vindt hij het dan niet erg?'
'Daar is helemaal niet over gesproken. De toestand is al verschrikkelijk genoeg.'
'Was jij al die dagen op de Overtoom?'
'Ja, ze wilden het omdat ik zwanger ben. "Jij mag nu niet alleen zijn", zeiden ze steeds. Oom Henk was in alle staten. "Het wordt hier vreselijk in Nederland, nu Hitier de oorlog heeft gewonnen", zegt hij. Er kwamen steeds partijgenoten. Een enorme verwarring. Sommigen hadden het over "die rotmoffen". Dan werd oom Henk kwaad. "We moeten een onderscheid blijven maken tussen de nazi's en de Duitse arbeiders", zei hij steeds. "Hitier is aan de macht gekomen om hèn te onderdrukken." Maar het is erg moeilijk allemaal. Eerst waren we tegen de Nederlandse regering, omdat die kapitalistisch is. Hoe moet het nu Nederland bezet is? Ik zei tegen Oom Henk: "Moeten we het niet zo zien dat de nazi's Nederland hebben ingepikt en een soort groot-Duitsland willen maken?
76