waar we over spraken, tot diep in de nacht. Maar onder de vakbondsjeugd had zich een linkervleugel gevormd, die in 1932 meeging naar de osp.
'Salomon', zei oom Henk, 'ik wou eens met je spreken. Mijn secretaresse gaat weg, bij het nas. Ik wil weer een goede kracht hebben. Wat denk jij ervan? Het is geen vetpot, maar je gaat er financieel nog iets op vooruit: honderd gulden per maand krijg je.'
'U weet toch dat ik geen lid ben van het nas?' antwoordde ik verbaasd.
'Dat hoeft ook niet. Ik heb je nodig, de rest kan me niet schelen. Als partijgenoot kan ik op je vertrouwen. Dat moet wel in het nas. Sommige bestuurders zou je met hun koppen tegen elkaar slaan. Die zijn niet van hun stoel te branden, behalve als ze de kans krijgen de invloed van de partij in het nas tegen te gaan. Bovendien weet ik wat je waard bent. Als jij een artikel vertaalt, hoef ik het niet nog eens over te doen.'
Zou het waar zijn wat oom Henk zei? Of wilde hij Bep en mij helpen, omdat ik zo weinig verdiende? Zou ik mijn mond moeten houden over de vakbondspolitiek? Ik was trouwens alleen papieren lid van de vakbond. Waar moest ik de tijd vandaan halen om naar een vergadering te gaan? Ik zei niet nee tegen oom Henk en niet ja, ik wist het zelf niet meer en zou er met Bep over spreken, en zij antwoordde: 'In zulke zaken moet je zelf beslissen.' Betekende het dat ik oom Henk in de steek liet? En ik zei: 'Goed.' Maar voor het zover was kwam er een kaart van de Arbeidsbeurs: ik kon Duits correspondent worden bij een kleine bank, honderd gulden per maand. En ik zei: 'Oom Henk, ik heb al een andere betrekking, het gaat niet door.'
Het was stil aan tafel.
64