dat het toetreden tot de GMD en tot de leidinggevende posities binnen de GMD voorwaarden waren voor het handhaven van de eigen identiteit van de leden van de CCP, en dat dit de Chinese communisten sterker zou maken.
Marings voorstel stuitte op felle tegenstand bij onder andere de algemeen secretaris van het Centraal Comité van de CCP, Chen Duxiu. Chen Duxiu schreef een brief aan Woitinski waarin hij hem verzocht 'de bezwaren aan de Komintern over te brengen', in totaal waren dat er zes. Om deze reden verliet Maring op 23 april 1922 Sjanghai en ging naar Moskou. In Moskou praatte Maring in het Liukesi Hotel met Woitinski, maakte zijn ideeën ten aanzien van de samenwerking tussen de CCP en de GMD duidelijk en kreeg de ondersteuning van Woitinski. Samen met Woitinski bracht hij ook verslag uit aan Stalin en aan Zinovjev, die verantwoordelijk waren voor het dagelijks bestuur van de Komintern. Op deze wijze vaardigde het uitvoerend comité van de Komintern op 18 juli een bepaling uit die de ideeën van Sneevliet goedkeurde. Het uitvoerend comité van de Komintern verzegelde deze documenten in Sneevliets overhemd. Maring droeg dit overhemd toen hij op 27 juli van dat jaar terugkeerde naar China. Naar een idee van Maring kwam het hele Centraal Comité van de CCP op 29 en 30 juli bij elkaar in Hangzhou en werden de documenten uit dat overhemd overgedragen. Nadat erover was gediscussieerd, accepteerde het Cen
68