Hij zocht en wroette nog naar herstel van de kleine heete schampwond, en daarbij schoten zijn pogende voornemens heen en weer tusschen dien onbeschaamden Philistijn en de eigen Hanna. Maar er bleef hem niet eens tijd voor een grondiger gesprek met zijn bruid hierover, want behalve dat het geen gewoonte was, in die verhouding diep op liefdesgeschillen in te gaan en Hanna toch blijkbaar gereed stond het hem moeilijk of onmogelijk te maken met dien lach, met die verbijsterende woorden en dan nog met dien ongeoor-loofden maar alle verzet wegbrandenden kus, was zijn tijd hier nu toch ook om. Hij moest naar Worms terug om de zijnen het belangrijkste te boodschappen en zich voor te bereiden op de groote verandering in zijn leven. Hoe onwezenlijk die nu ook scheen, en alleen maar noodlottig geboden.
De jonge von Leiningen vroeg zich niet in alle onderdeden af wat hij wilde; hij was niet gewend zich dat ooit af te vragen. De Ridderschap deed dat ternauwernood in het lijfsge-vecht, en hoogstens bij de listen van den dagelijks woedenden onderlingen benden-oorlog om eikaars bezit. Overleg kenden alleen de mächtigsten, Köningen, Pausen en enkele Bisschoppen; dan, bij hun handel, de Joden, en sinds kort en in geringe mate, de werkende burgerij van de steden. De haat van de Ridderschap tegen de stad, en vooral tegen de Joden die ze met hun nieuw bedrijf bezielden, met dien koophandel die de voortbrengselen uit de handen van de makers nam en ze over de wereld aan- en terugsmeet — was onmetelijk. Tusschen dat groote woeste Ridderleven dat op twee polen uitbruischte, van bloedigen roof en van kreunende nederlaag, en het stille berekeningsbestaan van de Joden waarbij geen lichaamshartstocht een rol had en dat toch blijkbaar doelbewust een wereld van orde bouwde over die andere heen, daartusschen was geen nadering mogelijk en niet anders dan doodelijke haat. Al wat leefde in de wereld was zoo goed als zonder uitzondering, van het doel van zijn inspanningen onbewust; bij allen was het bedrijven niet anders dan het spel van hun kracht-uitleving, en zij lieten er hun God de bestemming van. Maar daar de Ridderschap
91