VOORWOORD
NEE,het was niet de bedoeling,hier te komen verklaren wat de Soesoehoenan van Solo, die kenner van Hol-land’s literaire productie bij uitnemendheid, van dit boek heeft gezegd. En ook niet, hoeveel „gros” het Rocke-feller-instituut en het Parlement van Noorwegen er bij het eerste verschijnen van hebben besteld.
Herman Robbers heeft van den eersten druk van dit boek gezegd:
„Als Goudsmit de gewoonte had, zich zijn eigen werk met luider stem voor te lezen, had hij zulk een mompel-dof woord als „Zoekenden” nooit als titel kunnen kiezen.”
Dit was temeer juist, daar het het beginsel onaangetast liet, dat de schrijver toch uitsluitend om zichzelf heeft te denken. Er zijn later nog veel verstandiger menschen gekomen, en zoowaar zelfs auteurs, die voor een heel andere, wild-vreem-de groep van wezens, namenlijk voor de lezers, de eischen van leesbaarheid en meer aangename voordeelen aan een boek gingen stellen.
Zoo bleek het dat het dialect in dezen roman alleen voor die lezers die daarmee zeer vertrouwd waren, zonder inspanning verteerbaar was. Het bleek dat er een andere titel moest komen dien een normaal Nederlander ook in een vrij kort tijdsbestek zou kunnen uitspreken zonder een tong-euvel op te loopen. U ziet, wat men in die typisch-ouderwetsche overdrijving van de democratie, al niet eisclit: elk conflict moet tot eiken prijs ontweken. „Men moet niet met koppigheid alles van zijn eigen maaksel willen handhaven.” Zoo spraken deze verstandige menschen en ik heb het hen met volle schijnheiligheid nagezegd.
En dus, al is het dan bespottelijk uit den tijd, om lezers bepaalde rechten toe te kennen: er is een nieuwe titel gekozen, en het dialect is hier vervangen door een algemeen Holland-sche spreektaal. Alleen hier en daar, door middel van een enkele wending, wordt de lezer ook in de dialogen aan dit provinciale milieu herinnerd. En verder isookinhetbeeldendge-
5