48 sam: goudsmit
Hij zag trotsch rond naar zijn vader en Levie Papegaai, zijn oogen schitterden in zijn groenig-bleeke vuile gezichtje. Hij trok zijn voddige pet nog dieper over zijn zieke, verwaarloosde hoofd, en zijn te wijde, slappe, afzakkende broek, optrekkend, wierp hij zich ineen, met een uitgelaten klap in zijn handen en een luiden schreeuw:
,,Kijk toe jonges, hou je gemak, hoor je!.... Daar gaat-i weer voor niks!”
Sjimmie danste. Hij wierp zijn voeten uit, ze tegeneen klepperend en weer openend of grillig uitschietend langs den grond als gemakkelijke grappige rekbaarheden; ze weer intrekkend als papieren harlekijn-beentjes onder buitensporige dwaasheden van gebaar en potsierlijk wild verdraai van oogen en mond. Hij wierp de voeten uit en het was of hij op het asphalt zat; hij slingerde ze naast zich en geleek te ruiteren op zijn eigen handen; hij gleed op zij, links en rechts, alsof hij zou gaan zwemmen, en spreidde zijn armen als in de vlucht van een grooten vogel; en toch was zijn lijf steeds van den grond getild in den hurk-dans op zijn bijna zool-looze schoenen, in de mazurka-maat van het fijne schaterende en joedelende orgellied. Hij had de aandacht en de bewondering van alle kijkers veroverd; er werd gelachen en toegejuicht en tusschen de jongens gevochten tegen de kwaadwillige bandeloozen die hem storen wilden. Hij wist zich de glorie van de bende tegenover al de grooteren die rond hem te lachen stonden; hij zag het rood-vroolijke gezicht van zijn vader, waarin de donkerbruine oogen van vriendelijke guitigheid gloeiden als in een onzelfzuchtige verheuging van den jeugdglans dien hij zelve nimmer zou kunnen uitschijnen, en het peinzende genoeglijk volgen van Levie Papegaai; en dat wond hem tot zijn uiterste kunnen op. Dansend op zijn