OEN Chajem Neeter dien middag van de groote meeting voor het Algemeen Kiesrecht kwam, was hij langen tijd vol van stille vreugde om het Socialisme. Hij liep moeizaam, met zijn eenen hinkenden poot naast Levie Papegaai, en die had hem uit zijn hart vol geestdrift en zijn hoofd vol gierig-bijeengeschrokte kennis al wandelend zijn zacht-hartstochtelijke nabetrachtingen geschonken, vertrouwelijk onderwijzend naar zijn zwijgende, doch gretig-opene, laat-groeiende genegenheid. Zij hadden de kern en de dracht van de betoogen der sprekers met grage warmte streelend ontleed; en Levie vertelde telkens met een stoere matige gelukkigheid in zijn stem van de geschiedenis en den breeden groei der arbeidersbeweging, van het verband der maatschappelijke verschijnselen en de verwikkelingen der klassenbelangen rondom het brandende strijdpunt van het Kiesrecht. Schuchter, met de aarzelende sluwheid van den honger, was de beet van Chajem Neeter in die glanzende verheuging van het komende Socialisme.
Ginds, op de vergadering, waar de vele honderdtallen mannen en vrouwen hun tot een groote macht
In de groote leerschool. 3