te veel belemmerd, door de politiekers. De socialistische politiekers: wethouders, raadsleden en zoo-voort, waren bang voor de kiezers. En voor de groo-te bekken van de rooie revolutionairen, communisten en anarchisten. En de rest in de Raad en de Kamers zaten weer onder de knuppel van de socialisten. Dat was een terreur, niet met sabels zie, maar een stille terreur, die nog veel gewelddadiger was. Daardoor durfde niemand, in de praktijk van zijn post aan de maatschappelijke instellingen behoorlijk zijn plicht te doen. Was dat soms bar of niet? De schreeuwers en de lijntrekkers dorsten zij geen steun te onthouden. De verstandige werk-loozen die dolgraag wilden aanpakken, konden met leege handen en zonder steun blijven loopen. Want niemand durfde ze te helpen. Sieuwert moest hier die jongens maar eens hooren. Jongens met koppen. En bloed in hun lijf. De Baanveger maar eens lezen. Een kleine krant, maar de eenige krant in het land die voor de soci-’s en de Moskouers niet bang was. Zou hij wel eens zien, beter dan Dekker het zeggen kon, hoe de toestand werkelijk was, op het oogenblik. Op het hellend vlak bevinden we ons. Naar de Revolutie toe. Bolsjewisme, openbare diefstal, moord en verwarring. Als er niet tijdig tegen opgetreden werd. Ziet U, wij beschouwen ons eigenlijk nu alleen maar als de wakkermakers. De gangmakers voor de machten in de Staat. Die in hun schulp kruipen voor de rooien. Dat heeft nou lang genoeg geduurd; het kan niet langer. Als de politie en