Verwording en ondergang

Titel
Verwording en ondergang

Jaar
1941

Overig
Auteurs: dr. Johannes de Groot en dr. Arie Noordtzij

Pagina's
62



de hartstochten ontketenen, den weerzin tegen Babel prikkelen en het vertrouwen op de rechtvaardigheid van eigen zaak tot ongekende hoogte opvoeren. Woordbreuk tegenover Babel is in hun oogen bewijs van Godsvertrouwen. Het schenden van den eed zien ze als een Gode welgevallige daad.

Niet alzoo Jeremia. Ook nu staat hij op de bres. Maar al te goed kent hij de zwakheid van Zedekia’s karakter. Vlammende haat als van Jojachin heeft hij van diens broeder niet te vreezen. Zelfs mag gezegd worden, dat Zedekia gewillig naar hem luistert. Maar Jeremia weet wel, dat Zedekia een zwakkeling is, niet in staat om verzet te bieden tegen den drang van zijn omgeving, een zwakke hulk op de heftig bewogen wateren van het volksleven, een speelbal in de hand der elkander bestrijdende partijen. Jeremia weet het wel: Zedekia is een ramp voor zijn volk, zooals zijn volk een ramp is voor hem.

Ernstig heeft Jeremia den koning af geraden om aan de lokstem der vreemde gezanten gehoor te geven en naar de woorden van Hananja en de zijnen te luisteren (Jer. 27 : 12—15). Maar ook tot het volk zelf wil hij zich richten. Zoo gaat ook hij dan op naar ’skonings paleis. Een houten juk draagt hij om den hals als ware hij een ploegende os. Nu wendt hij zich met grooten ernst tot priesters en volk om toch geen gehoor te geven aan de inblazingen der valsche profeten. „Geeft hun geen gehoor, blijft den koning van Babel dienstbaar en behoudt het leven; waarom zou deze stad een puinhoop worden?” (Jer. 27 :17). Maar dan treedt Hananja hem tegemoet met een „Zoo zegt de Heere der heirscharen, de God van Israël” om de luisterende schare te verzekeren, dat binnen twee jaar Jojachin en de zijnen met al de tempelschatten naar Jeruzalem zullen terugkeeren, „want Ik zal het juk van den koning van Babel verbreken” (Jer. 28 : 1—4).

Wat zal Jeremia hierop antwoorden? Hij bepaalt er zich toe te zeggen, dat Hananja’s heils-woord wel heel ver afwijkt van de dreigende voorspellingen der vorige profeten. Maar daarmede is Hananja niet tevreden. Hij springt op Jeremia toe, neemt hem het juk van den hals en breekt het in stukken, wederom met een „Zoo zegt de Heere”. Wat zal Jeremia nu doen? De waarachtigheid van des Heeren woord, zooals hij zelf dat tot het volk bracht, kan hij niet bewijzen. Dat moet de Heere zelf doen. Zelfs kan hij niet bewijzen, dat Hananja zich ten onrechte beroept op een woord des Heeren. Jeremia heeft dus niets meer te zeggen. Althans, zoo lang de Heere niets zegt. Hij verlaat dus den tempelberg, waar Hananja nu van zijn schijnbare overwinning geniet. Maar ineens wordt Jeremia’s ziel vervuld van een woord des Heeren en dit dwingt hem tot terugkeer. Met stomme verbazing ziet dan ook het volk hem weer den tempelberg beklimmen en op Hananja toetreden. Het volk heeft dezen toegejuicht en als overwinnaar begroet. Maar nu weet het, dat het te vroeg heeft gejuicht. Het houdt niet van Jeremia. Die maakt het hun zoo lastig. Altijd opnieuw houdt hij hun des Heeren wet voor, waarvan een stem in hun consciëntie getuigt, dat ze terecht heel hun levensvorm veroordeelt. Maar desondanks is er iets in hun ziel, dat hen verhindert Jeremia op één lijn te stellen met Hananja. Het weet wel: indien er één profeet des Heeren is, dan Jeremia. Huns ondanks hangen ook nu allen aan Jeremia’s lippen. Diens oogen zoeken de oogen van Hananja, niet om van triomf te spreken, maar van innig medelijden. Niet minder dan het oordeel des doods moet Jeremia brengen. Nu klinkt het: „Hoor nu, Hananja! de Heere heeft u niet gezonden en gij hebt het volk op leugen doen vertrouwen. Daarom zoo zegt de Heere; Zie, Ik doe u weg van den aardbodem; dit jaar zijt gij een lijk, omdat gij een afwijking hebt uitgesproken tegen den Heere!” (Jer. 28 : 15 v.). Ontzaglijk is de indruk, dien dit woord op Hananja en op het volk maakt. Nog nooit was zulk een uitspraak gehoord. Nog nimmer had een man zoo durven spreken als Jeremia. Deze is zijns weegs gegaan, maar Hananja en de zijnen staan daar nog onbeweeglijk. De bliksem is vlak voor hen ingeslagen. Ze hebben Gods hand gezien, die Hananja heeft geteekend als een ter dood veroordeelde. En niemand kan zich ontworstelen aan den indruk, dat Jeremia de waarheid sprak.

Jeremia heeft Zedekia en zijn raadslieden niet van hun heilloos plan kunnen weerhouden. Wel heeft Hananja’s dood diepen indruk gemaakt. Wel is duidelijk geworden, dat de geruchten, die spreken van een spoedigen terugkeer der ballingen, op niets berusten. Ook is duidelijk geworden, dat op Egypte’s hulp niet te rekenen viel. Tevens, dat de toch met zooveel geheimzinnigheid gevoerde onderhandelingen den koning van Babel ter oore zijn gekomen. Een en ander heeft een oogenblik Zedekia ge-

54

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.