Maar in de tweede plaats moesten wij het volgende onder ogen zien. De Hebreeuwse taal heeft een zodanige structuur, dat zij zich niet licht in het Nederlands laat weergeven: de Hebreeuwse literatuur heeft daardoor én door de eeuwenoude traditie vaak een stijl, die zwaar gaat van reminiscenties en associaties aan het verleden, speciaal aan de Bijbelse literatuur maar ook vaak aan nabijbelse geschriften. Zinnen of zelfs enkele woorden krijgen daardoor, wanneer ze in een bepaald verband gebruikt worden, een accent, dat dengene, die vreemd is in de oude literatuur, ontgaat. Deze stijl is vrijwel niet in een andere taal over te brengen. Als wij dus gedichten tegenkwamen, waarin zeer vele van dergelijke zinspelingen voorkwamen, waren wij genoodzaakt ze ongeacht hun waarde niet op te nemen. Men zal dientengevolge in deze bundel weinig gedichten vinden, wier inhoud door zinspeling sterk met het verleden gebonden is. (Over de bijzondere waarde van deze aanknopingen zal nog nader gesproken worden). Wij betreuren dit ten zeerste, maar moesten na enkele pogingen van de bewerking van dit soort gedichten afzien.
Het gevolg hiervan was, dat van sommige dichters, wier naam geen geringe klank bezit in de Hebreeuwse literaire wereld, vaak geen gedichten konden worden opgenomen. Ook namen wij van dichters, wier kracht in langere, vaak epische gedichten ligt, niets op, omdat de beperkte omvang van dit boekje het plaatsen van gedichten van verscheidene bladzijden uitsloot. Een verdienstelijk dichter als D. Simonowitz viel b.v.
6