Theodor Herzl, keur uit zijn geschriften

Wenen, 10 December 1897

... Ik verlang in genen dele, dat alle Joden naar Palestina gaan. (Argentinië komt niet meer in aanmerking.) Gaan moeten zij die willen en moeten. Dat is voldoende om de nieuwe staat te scheppen, die in zover beter is dan de oude, als een nieuw huis beter is dan een oud.

U weet, hooggeleerde heer, dat deze nieuw-Joodse beweging thans, na nog geen jaar, reeds over de gehele aardbol verbreid is en dat ik het aantal aanhangers zonder zelfbedrog op honderdduizenden mag taxeren. Weliswaar nog een beweging van armen en jongeren, wel nog onbegrepen en verdachtgemaakt — meestal doodgezwegen — maar toch steeds groeiend als een jonge reus. Ik geloof geen ogenblik dat de Jodenstaat zo zal ontstaan als ik hem in de U voorgelegde brochure (die in tien talen is vertaald) ontworpen heb. Wat leeft ontwikkelt zich onafhankelijk van hem die het plantte of voortbracht. Ik geloof echter dat hij zal ontstaan onder gedeeltelijk voortbestaan der diaspora want nu leven alle volkeren in zulk een diaspora.

Wanneer? Misschien aan gene zijde van mijn leven, dat niet nutteloos geweest zal zijn.

Voor liefhebbers en verzamelaars van eigenaardigheden moet de beweging echter alleen als curiosum reeds enig belang hebben, denk ik zo vergenoegd.

de Uwe Th. Herzl

Alt-Aussee, Steiermark, 18 Augustus 1901

Mijn lieve, goede vriend,

Ik heb mij moe gelopen en ben door het rapaille, dat over het geld beschikt, niet eens aangehoord. Het zal pek en zwavel moeten regenen om die stenen week te maken.

Het is ongehoord en over vijftig jaar zal men deze mensen op het graf spuwen, als men hoort, dat ik met Abdul Hamid ¹) bijna

68

¹

Abdul Hamid was sultan van Turkije. In het origineel van de brief staat zijn naam met een cijfer aangegeven.