hitst de Jood de wereld wederom tegen het vreedzame Duitschland op. Dit moet de Duitsche jeugd weten, dat de reinheid van het bloed en de eigen aard van het Volk voor haar boven alles moeten gaan. De jeugd moet weten, dat zij haar bloed zuiver heeft te houden. De jeugd is verantwoordelijk voor het verdere leven der natie. Iedere Duitsche jongen en ieder Duitsch meisje, aldus verklaarde Staatsraad Grohe onder grooten bijval, moet zich schamen, een Jood ook maar vriendelijk aan te zien. Wie bij een Jood koopt, een Joodschen arts of een Joodschen rechtsgeleerde raadpleegt, besmeurt de Duitsche eer.
Ons fatsoen en onze menschelijkheid gebieden ons, aldus vervolgde Gouwleider Grohe, den Jood als een vijand te behandelen. Als de volkeren in eendracht leven willen, dan moet de Jood sterven.
Wij bevinden ons, wat dit betreft, in het gezelschap van Christus, die verklaard heeft, dat Satan de vader van het Jodendom is; wij bevinden ons, wat dit betreft, in het gezelschap van alle groote mannen der wereld. Alle groote Duitschers zijn antisemieten geweest, ook vertegenwoordigers der Katholieke Kerk van naam hebben kort geleden en in de vorige eeuwen steeds weer op het Jodendom als drager der ontbinding en der demoraliseering gewezen en ervoor gewaarschuwd. Martin Luther heeft tot den strijd tegen het Jodendom opgeroepen. Dit alles moet de Duitsche jeugd weten en daarnaar handelen, daarmee bewijst zij de menschheid den grootsten dienst. Onze jeugd moet zorgen voor den eigen aard van het Duitsche Volk en voor een Duitsch volkskarakter. Haar hoop, haar geloof en haar vertrouwen geeft de geheele natie het juiste rythme.
53