Adolf Hitler in „Mein Kampf”, pag. 211: (schrijvende over de deelname der Joodsche Duitschers aan den wereldoorlog):
Die Kanzleien waren mit Juden besetzt. Fast jeder Schreiber ein Jude und jeder Jude ein Schreiber. Ich staunte über diese Fülle von Kampfern des auserwahlten Volkes und konnte nicht anders, als sie mit den sparlichen Vertretern an der Front vergleichen.
(De kanselarijen waren door Joden bezet. Bijna iedere schrijver een Jood en iedere Jood een schrijver. Ik verwonderde mij over dezen overvloed van strijders van het uitverkoren volk en kon niet anders dan ze met de schaarsche vertegenwoordigers aan het front vergelijken.)
Rijkspresident von Hindenburg, in een brief van 3 October 1932 aan den Reichsbund Jüdischer Frontsoldaten, na de aanbieding van het Gedenkboek, bevattende de namen der twaalf duizend Joden, die tijdens den wereldoorlog in het Duitsche leger sneuvelden:
In ehrfurchtsvoller Erinnerung an die auch aus Ihren Reihen für das Vaterland getallenen Kameraden nehme ich das Buch entgegen und werde es meiner Kriegsbücherei einverleiben.
(In eerbiedige herinnering aan de ook uit Uw rijen voor het Vaderland gevallen kameraden aanvaard ik dit boek en zal het aan mijn oorlogs-bibliotheek toevoegen.)
Oberstleutnant Ott, Chef der Wehrmachtabteilung, in een toespraak gehouden te Berlijn op 17 November 1932, ter gelegenheid van de plechtige overhandiging van het Gedenkboek, hierboven genoemd:
Meine Herren, ich habe die Ehre, Ihnen im Auftrag des Herrn Reichswehrministers hier in dieser feierlichen Stunde zum Ausdruck zu bringen, dass wir dieses Gedenkbuch unserer jüdischen Kameraden, die im Weltkrieg getallen sind, in hohen Ehren halten werden zum Gedachtnis dieser treuen und echten Söhne unseres deutsches Volkes.
(Mijne Heeren, ik heb de eer, in opdracht van den Heer Reichswehr-minister, hier in dit plechtige uur tot uitdrukking te brengen, dat wij dit Gedenkboek van onze Joodsche Kameraden, die in den wereldoorlog gesneuveld zijn, in hooge eere zullen houden als een herinnering aan deze trouwe en echte zonen van ons Duitsche Volk).
3