Joden in Duitschland zijn wel de onbeschaamdste individuen, die er bestaan”. Deze vriendelijke zinsnede schreef ik eenige maanden geleden in den „Markischen Adler”... Men kan met halve maatregelen beginnen, deze strijd zal echter eens door de overwegend „Nordische” volkeren met onverbiddelijke ruwheid ten einde gevoerd moeten worden. Of onze generatie dit reeds doen zal, schijnt mij zeer dubieus toe. Daarover behoeven we ons niet nerveus te maken. Onze kinderen en kleinkinderen hebben tenslotte ook behoefte aan levensinhoud. En de strijd tegen Juda tot de vernietiging daarvan, zal een deel van onze trotsche nalatenschap uitmaken......
Wij moeten in de Duitsche wetgeving zóóver komen, dat gemengde huwelijken tusschen Joden en Duitschers principieel verboden worden.
Jood is, wie meer dan 10% Joodsch bloed in zich draagt. Wie zijn ras en daarmede het beste erfgoed van ons volk desniettegenstaande door een gemengd huwelijk schendt, moet onvruchtbaar gemaakt worden, omdat hij verraad pleegt tegenover het Duitsche volk.
Men moet eens het tijdperk van den centrum-kanselier Dr. Brüning in zijn herinnering terugroepen, om te begrijpen, hoe ontzaggelijk groot de macht van het Jodendom was geworden. In de theaters te Berlijn, Frankfort, Hamburg, enz., die bijna uitsluitend door Joden geleid werden, heerschte een zwijnengeest van de gemeenste perversiteit en de meest onbeschaamde kunstonteering. Wanneer deze kromneuzige theaterhoeren van mannelijk en vrouwelijk geslacht thans niet overwegend in Praag, Weenen, enz. zaten, dan moest men ze nog achteraf steriliseeren en opsluiten. Het zwijn woelt in de mest, de Jood in dat, wat hij „kunst” noemt. De stokslagenstraf zou voor deze tuchtelooze bende slechts een zachte streeling zijn......
Met recht heeft onze rijkspropagandaleider Dr. Joseph Goebbels er onlangs op gewezen, dat er voor het Jodendom en zijn aanhangers geen achterdeurtje bestaat, om zich in het Derde Rijk ergens, wanneer ook, weer te vestigen of zich huiselijk in te richten. „Morsdood” klingt hier onze jachtroep. Waarmede wij overigens de zwart-rood-
19