z7
lottige gevolg. Zulks neemt niet weg, dat alle genoemde instanties te kennen geven, dat al het mogelijke is gedaan om hulp te bieden.
De in de Duitse kampen verblijvende politieke gevangenen zijn bovendien het slachtoffer geworden van een achteraf bezien verwonderlijke mentaliteit van hun eigen groepen, organisaties en vrienden in Nederland. Natuurlijk: familieleden trachtten iets te doen voor de weggevoerden. Meestal tevergeefs door de tot krachteloosheid gedoemde individuele acties. Maar de illegaliteit als geheel ? Er werd gezorgd voor de onderduikers, dus voor de nog bruikbare mannen in het verzet'. Door comité’s werd gezorgd voor de concentratiekampen in Nederland. Aan onze commissie zijn slechts twee gevallen bekend, waarin comité's een geslaagde poging deden om in de Duitse kampen door te dringen. (§) Men voelde zich onmachtig ook nog voor de vrienden van gisteren over de grens te zorgen. Een werkelijk goed georganiseerde poging is door de illegaliteit niet ondernomen. En zo werd de opinie, dat „wie over de grens was, verloren was”, gemeengoed. Zo zelfs, dat regelmatig dringende verzoeken aan de Londense Regering om het uiterste te doen voor de „oud-strijders” zelden aan Engelandvaarders of linecrossers werden meegegeven.
Dit betekent geen verwijt. Het verzet had al zoveel aan het hoofd. Het is slechts een ondergeschikt aspect van de tragedie van dit „vergeten leger”.
Hier blijkt de noodzakelijkheid, dat in de toekomst naast de internationale regeling voor de verzorging van krijgsgevangenen, civiele ge-interneerden en gijzelaars, ook een status tot stand komt voor politieke gevangenen en de burgerbevolking.
Als verklaring voor de geringe resultaten, waarover het vorige hoofdstuk handelde, worden verscheidene redenen opgesomd.
Hoofdstuk 3-a. Het Nederlandse Rode Kruis noemt als oorzaken, waardoor de hulp aan krijgsgevangenen vanuit Nederland in de loop van de oorlog steeds minder werd:
. i°. De beperkende bepalingen van de bezetter (in strijd met de Conventie van Genève).
Bijlage
2°. Het feit, dat het N.R.K. te ’s-Gravenhage geen enkele actie in het buitenland mocht ondernemen zonder toestemming van de vertegenwoordiger van het Duitse Rode Kruis hier te lande.
30. De steeds groter wordende voedselschaarste, vooral na September 1944.
4°. De transportmoeilijkheden na de spoorwegstaking en het verder opdringen der geallieerden.
Als hoofdoorzaak voor de geringe hulp aan politieke gevangenen en Joden in concentratiekampen, tuchthuizen en gevangenissen in Duitsland j wordt genoemd: De grote tegenwerking van de Duitse instanties. Na bestudering van de desbetreffende rapporten komt de commissie tot de conclusie, dat, ten opzichte van de hulp aan krijgsgevangenen door het N.R.K. belangrijk werk is verricht.
Bijlage 9-
(§) Na de publicatie van het rapport werden nog enkele gevallen bekend.