schen Jodendoms, waarvan mijn inhoud toch een der mede-vertegen-woordigers is? Welzeker, de strijd duurt voort. Vaak scheen ook die geest in een hoek eens ouden zolders te zullen worden neer-gelegd of voor een weinig penningen te worden verkocht. Maar neen! daarbuiten straalt de zonne weder. De geest des traditioneelen Jodendoms sterft niet. Hij leeft. En heden avond wordt mijner ge-dacht in een kring van jongelingen uit Israël, die opstaan en strij-den en handhaven het goddelijke woord, dat ik mede vertolk;
een kring van jonge zonen Israëls, die in mij, den Talmoed, blij-ven zien het eeuwige geloofsboek Israëls, dat nimmer oud wordt en altijd jong blijft;
die weten en te aller aanhoore betuigen, dat er wel van een oude Berochous- גמרא kan worden verhaald, maar nimmer van een ver-ouderden Talmoed;
een kring van jongelingen, die mij blijven kennen en beoefenen, maar zeer zeker eeren en achten en erkennen: als den bodem van Israëls bestaan, als het klassieke geloofsboek, door welks waarheid Israël blijft het volk Gods, als het standaard-werk des traditioneelen Jodendoms, een standaardwerk, dat nimmer zal ondergaan ... Neen! Nimmer! Goddank!
83