Deze publicatie van feiten en documenten met betrekking tot de twee verdwenen oorlogspleegkinderen was in eerste lezing nagenoeg gereed, toen door de ontdekking van hun verblijfplaats en de hernieuwde verdwijning van Anneke Beekman de gebeurtenissen zich dusdanig snel ontwikkelden, dat wij het te publiceren materiaal moesten herzien en completeren.
Daardoor is weliswaar de verschijning vertraagd, doch anderzijds zijn de wederzijdse standpunten daardoor duidelijker geworden.
Wie in het bijzonder de verschillende gerechtelijke stukken, zowel de requesten als de vonnissen, leest, zal inzien dat niet in de eerste plaats de strenge regelen des rechts, doch veeleer het belang van het kind juist bij de door de rechter gestelde oplossing de doorslag gaf.
Wij, de Kerkgenootschappen, waartoe de ouders van de betrokken kinderen behoorden, hebben onvermoeid gestreden voor de zaak der oorlogspleegkinderen, zowel ter nagedachtenis van de ouders als tot welzijn der kinderen.
Men stelle het niet voor alsof een Joodse voogdij zou betekenen geestelijk geweld aan een kinderziel. Wie zo de zaak stelt, moet zelf niet vrij uit gaan.
De zaak der verdwenen kinderen is niet alleen een zaak van de Joodse gemeenschap. Het is een kwestie van schending van de rechten van de mens, die, ook al gaat het om een enkel kind, maatstaf is voor de beschaving en vrijheid in de huidige maatschappij.
Amsterdam, April 1954.
De Hoofdcommissaris voor de Zaken van het Portugees Israelietische Kerkgenootschap,
E. A. RODRIGUES PEREIRA, Voorzitter M. S. VAZ DIAS, Lid-Secretaris.
De Permanente Commissie tot de Algemene Zaken van het Nederlands-Israelietisch Kerkgenootschap,
E. SPIER, Voorzitter
B. W. DE JONGH, wnd. Secretaris.
5