De verdwijning van Anneke Beekman en Rebecca Meljado, Witboek

wel zo, dat de dames van Moorst, van wie toch wel moet worden aangenomen, dat zij de verblijfplaats van het kind kennen, het meisje vrijwillig te voorschijn brengen.

Teneinde zulk een „opsporing in der minne", die ook wij in het belang van het kind wenselijk achten, te bevorderen is onze Stichting bereid een onderzoek door de vrouwelijke psychiater dr. P.H.C. Tibout, welk onderzoek zou bestaan in gesprekken zowel met het kind als met de pleegmoeder(s), te doen plaats vinden.

Dr. Tibout heeft zich hiertoe reeds bereid verklaard mits dit vóór 16 Juli a.s. zal kunnen geschieden.

Wij zouden ten deze de volgende gang van zaken willen voorstellen:

1.    de dames van Moorst doen het kind te voorschijn komen en beloven uitdrukkelijk er voor zorg te dragen dat Anneke niet opnieuw „onderduikt";

2.    onze Stichting verzoekt dr. P. H. C. Tibout de hierboven bedoelde gesprekken met het kind en de dames van Moorst te voeren en eventueel verdere behandeling van het kind ter hand te doen nemen;

3.    onze Stichting beslist, na door dr. Tibout op grond van haar sub 2e bedoeld onderzoek uitgebracht advies, welke maatregelen zij als voogdes over Anneke Beekman ten opzichte van opvoeding, eventuele behandeling en verblijf van dit kind zal nemen.

Gaarne zien wij Uw bericht ten deze tegemoet. Hoogachtend,

Namens de Stichting

„Le-Ezrath Ha-Jeled"

w.g. Mr. I. L. Hamburg, voorz.

„ Mr. Gerard Polak, secr."

Op 28 Juli 1950 antwoordde de Commissaris als volgt:

„In antwoord op Uw schrijven dd. 15 Juni 1950 spijt het mij U te moeten mededelen, dat alle pogingen tot opsporing van de minderjarige Anna Beekman tot dusver zonder resultaat zijn gebleven.

33