De verdwijning van Anneke Beekman en Rebecca Meljado, Witboek

naar het oordeel van verweerster, worden beschouwd als niet terzake dienende ten opzichte van het door verweerster ingediende appèhequest en de daarop door het Hoi gegeven beschikking;

„dat verweerster meent geen afzonderlijke aandacht te behoeven te schenken aan de in het tweede middel gestelde schending of verkeerde toepassing van verschillende wetsartikelen, hoe ongerijmd dit gestelde haar ook veelszins voorkomt, aangezien het betoog in dit middel kennelijk wordt toegespitst op de bewering, dat het Hof door zijn bestreden beschikking de belangen van de minderjarige niet voldoende in acht zou hebben genomen. Hoewel de vraag, of het belang van de minderjarige al dan niet voldoende gediend is bij een bepaalde rechterlijke beslissing naar het oordeel van verweerster tot het terrein der feitelijkheden behoort, wil zij dienaangaande het volgende opmerken:

In het algemeen staat verweerster op het standpunt — zulks in overeenstemming met het systeem van de Nederlandse Wet — dat een Joods kind in een Joods milieu moet worden opgevoed, van welk standpunt slechts door haar wordt afgeweken als het dringend belang van het kind dit eist. Wel is zij van oordeel, dat men zich bij de vraag, wat het belang van een Joods oorlogspleegkind eist, niet eenzijdig mag blindstaren op de afkomst van dit kind, anderzijds echter meent zij, dat bij de beoordeling van dit belang de kwestie van de afkomst nooit buiten beschouwing mag worden gelaten. In het onderhavige geval kan niet worden gezegd, dat het dringend belang van de minderjarige een continuering van haar opvoeding in het pleeggezin eist. Weliswaar omringen de dames van Moorst het meisje met grote zorg en liefde, doch de krampachtige wijze waarop zij zich aan het kind gehecht hebben, belemmert een normale en evenwichtige uitgroei van dit toch reeds nerveuze meisje. Bovendien is de afwezigheid van mannelijke leiding bij de verdere opvoeding van dit jonge kind een bepaald bezwaar te noemen. Hierbij komt, dat de gezusters van Moorst hun pleegdochter een positief Rooms-Katholieke opvoeding geven, terwijl blijkens de verschillende getuigenverklaringen wel kan worden aangenomen dat de ouders der minderjarige een bewuste band met het Jodendom hadden.

25