79
trilde er groote emotie in z'n stem, schuchterde hij bij, vermorzelde 't mozaiëk van z'n eigen theorie-gezwets.
Want o Florence, in die realistische ziel, zit heel diep, heel diep 'n lyrische vogel te kweelen, zoo nu en dan maar te hooren, maar prachtig, kristalvonkend en jubelzwierig, vol zoeten drang en liefde-begeeren !
Als ie dat lyrische leven maar niet telkens in zich versmoorde, vertroebelde met malle en verstompende gewichtig-doenerij, zwijgend wantrouwen en zure psychologie.
Want 't hondsche, verdachtmakende, botte en wraakgierige menschje in 'm, vervreet z'n mooiste emoties. Z'n temperament heeft 't wraakgierige van bijbelvaste semieten ; 't wrokkige, leugenswikkelende en vervalschende van 'n zenuwgejaagd en inwendig diep-onrustig mensch, dat uiterlijk heel kalm doen wil, met air van analyse en cynisme.
En toch slaat die zelfde ziel over tot Esseïsche ascese als 't moet, en tot prachtige offering. Zet hij eenmaal iets verkeerds op, dan is hij één bonk stekelvarkerige prikkelende narigheid, klein-bekrompen, klein-listig en van 'n scheeve stom-trotsche onhandelbaarheid.
Daarom is 't 'n zegen dat hij zoo'n vrouw heeft, ook 'n kristin, maar 'n mengsel, wijl haar moeder jodin was.
En nu moet je den bitsen ineengedrongen kerel naast haar zien. In 'n half uur is al z'n praats en akrobatische spierkracht weg. Dan komt er weening in z'n stem, 'n diepe, zuivere ontroering, dan is hij heerlijk, heelemaal 't beste in-zich-uitstortend, door zonder kleinen wrok en vervalschende theorietjes, niet sluwig, niet slimmig en niet babbelzuchtig. Dan volgt hun liefdespel heel in de stilte van 't huis.
Ik liep dan toch weg als 't zoover kwam. Want dan voelde ik me te veel. Achter mij hoorde ik nog gezoen, gevrij, gefluister, verrukking van twee zielen, ineenvloeiing van leven en begeeren....
Ik liep op straat, staarde de akkers over, voelde mij zoo eenzaam, zoo alleen ! Kind, waar was je toen ?.. ..
Dan tastten mijn handen in de lucht....