8i
P. S. ik haup heil spoedig u te sien in afwèchting. Hartelikke groette an
Teun,
Maoje Karei, Poppe Truy, Teute Neil.
Liens hart was onder het hooren lezen kruim-week geworden. Schoon vol duistere toespelingen begreep ze nu iederen overgang. Ze zoende Mientje, drukte het dauwworm-kopje van Hannesje hartstochtelijk tegen de borst en begon plots met heeten ijver aan haar arbeid. Ze huilde en lachte van geluk. Ze wou dadelijk wel zingen, iets droevigs en iets blij's dooréén. Type van sentimenteel-lichtzinnige meid, kon ze al dat goeds niet in haar eentje verwerken. Ze moest alles om haar heen beplengen met haar gevoel. Ze hield van een doodsbaar en een bruiloftskoets evenveel. Als ze maar grienen en lachen kon, veel en lang, op één dag. Ook nu was haar ziel overtinteld van een wild geluk, dat plots kon omslaan in een huilbui, door de nietigste kleinigheid. Ze versleurde haar leven door ongetemde min, of verkniesde het in druilig berouw. Ze leefde als menschen in een colportage-roman, de zenuwen dol-verlekkerd op melodramatische óver-ontroering, en soms in het smartelijkste fatsoen, zichzelf aanklagend als liederlijkst vrouws-persoon. Haar avontuurlijke geest hield van bulderende stormigheid en levensgevaar, werd gelokt naar het bloedige, wreede, en zij zélf kon toch geen mug dood-drukken. —
Vandaag was ze blij voor tien. De ontroering moest er uitgesnikt en uitgejubeld. Lien had zoo weinig vreugde. Onder den wasch-dreun op de zinken ribbelplank, verzong ze haar ziel in het vuns-riekende morsige keukentje, met grilligen overslag van stem•
De Jordaan 6