79
kwam ze tot de conclusie, dat zij, op haar leeftijd, het nooit meer zou leeren —
— Nou, Lien____ doar goa je.... luyster je?....
Lien was heelemaal oor. Haar goedhartig en knap
gezicht stond strak van ernst. Soms rilde een trillende zenuwtrek over haar mond. —
Haperig begon Mientje, een gnieperig lachje op de fijne lipjes wegmoffelend. —
— Lien!....
De meid schrok. Zóó koel had hij nog nooit geschreven. —
— F'reskeseir maan as dèt____
Mientje haperde weer. Ze las heel iets anders dan er stond, om Lien te plagen, maar ze kon zoo gauw geen eigen-gemaakt zinnetje bij elkander pruttelen. Plots voelde Lien, uit haar diepen angst en ontnuchtering, dat het kind niet las wat er wél stond. Bleek, met verwilderde dreig-oogen, greep ze Mientje woest beet, schudde haar heen en weer en gilde gesmoord naar haar toe dat ze haar bedroog. — Mientje, ontsteld om die drift, voelde nu pas het smartelijke van Lientjes geval, keek bangelijk óp naar haar pijn-verwrongen en wit gezicht, begon gauw goed te lezen wat er wel stond. —
......Liefe schèt!
— Auwww!... riep Mientje alsof ze een ongehoord feit betrapte.
Lien lachte met tranen nog van het huilen in de oogen. Ze kleurde hevig, in een vreemde schaamte voor het
kind. Plots schoot haar wantrouwelijk in den zin:____
is het waar wat Mien nu las? — Nee, nu voelde ze weer heel rustig dat het waar was; dat het er stond. Haar oogen knipperden alsof ze zich weerde voor verwaaide asch-vonken. Gretig gejaagd keek ze van het papier naar Miens mondje, van Miens mondje naar het papier. — Mien deunde verder: