45
Koekjes Na loste in schichtige schielijkheid zes pistoolschotjes uit haar nies-neus. —
Neeltje keek al niet meer, woog rustig haar waar af voor Bet, Trien, Trui en al de andere klantjes, bijna altijd uit het hoofd precies wetend wat ze hebben moesten. — Die woelige hurrie van de Willemstraat was ze al jaren zoo gewend. De heele Jordaan rumoerde van een altijd-doorstuwende massa-beweging, een gekrioel van duizenden gezinnen dooreen, zich uitlevend op straat. Dan was het bloedig bakkeleien in angstig geweld; dan spatten kijfpartijen uit, van zenuw-overprikkelde buurvrouwen over een beetje morsig water op morsig droog-goed neergedroppeld; stond plots de heele buurt in lichte laaie oim het snavel-gestooit van twee opgewonden buurvrouwen, waar heele straten zich mee moeiden. Dan loeide er dans-geraas los en brak schel jongens-gegier rond dronken zwabbers uit. Toorn en twist waren de dreigendste gedaanten van hun hartstochten. Om het kwartier gebeurde er iets; altijd wat: ongeluk of roerigheid van de kazerne-woningen tot de slurven, sloppen en kronkelgangen, en al het intiemere leven tierend omgespoeld op straat, in open, schaamtelooze felheid. —
Lientje, de helprneid van Neel, kwam met stilhuilende Sientje in haar vuil roodbaaien truitje op den arm, het winkeltje in. —
— Tente, ik sit an me wèsch----joeg Lien zenuw-
spannend, het goedige sloof-gezicht overkleefd van zweet, de handen na-wasemend van bleekpoeier.... ikke kên d'r nie huysihoue....
Lachend, met overgulle moeder-innigheid tikte Neeltje stil-schreiende Sientje die anders nooit huilde, op haar groenig-uitgebleekte tering-wangetjes. —
— Maan liefe schèt.... roak je in de f'rsukkeling ____motte se je niet?.... vleide ze zoetjes. —