48 GROOTE FIGUREN
historisch feiten-materiaal. Als zoodanig is Yan Marle waarschijnlijk onovertroffen. Doch als kunstzinnig ken-schetser van creaties en als herscheppend beschrijver van schilderijen, blijft er een ontzaggelijk tekort aan levend en beeldend gevoel en bewustzijn, in dit acht-deelige werk.
Ook Henry Thode geeft in zijn ״Franz von Assisi" diergelijke onoorspronkehjk-schoolsche beschrijvingen van Giotto's fresco's. Hoe vervelend als overzichtelijk koud-historisch gewrocht, tóch teekent Thode gevoeliger dan Yan Marle.
Onmiddellijke en overstelpende schoonheids-indrukken schenkt ons het grootsch-geïllustreerde werk van Beda Kleinschmidt O.F.M.: ״Die Basilika San Francesco in Assisi", waarin óók een beschrijvend hoofdstuk over: ״Giotto und seine Schule en den Legenden-cyclus", p. 99. In dit prachtwerk worden Thode, Zimmermann, Wulff, inzonderheid echter de fresco-onderzoekers Rintelen en Schmarsows herdacht.
Y
Ons grijpt Giotto's apotheose-achtige figuren-opstelling niet meer zoo aan (archaïsch). Het is natuur-van-buiten-gezien; het is droge gevoels-veruiterhjking juist zónder oorspronkehjk-dramatischen drang, al lijkt Giotto ״Inno-vator in realism" (Yan Marle) en al ijlt ook Prof. Thode over het Yaderbreuk-fresco bewondering uit; vooral... ״iiber sein dramatisches Yermögen".
Theodor de Wyzewa schijnt iets hiervan gevoeld te hebben. In ״Appendice II": ,,Les représentations artis-tiques de Saint Frangois, van Joergensen's boek: „Saint Frangoisd'Assise",door hem uithetDeenschinhetFransch vertaald, schrijft hij o.m. over Franciscaansche icono-