Levensgang, tweede deel

Titel
Levensgang, tweede deel

Jaar
1905

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
198



62

werkers zich organizeere, dan zalle die ״heere" altijd achterblijve,... dat voorspel ik je,... die heere, de stómste, de hebzuchtigste, die de meeste duite verdiene!

Stil hield Zeelt plots, en Hein luisterde weer naar geruisch en geluid, dat ie meende te hooren in de gang. De wind was wat gaan liggen en 't gerammel van ruiten en gebonk van vensters uitgeraasd. Nu en dan hoorden ze van beneden onderdrukt gelach en geschreeuw, als de woonkamer openging, héél even, schallend, tóch gedempt, stijgend langs portalen naar den zolder.

— Verduiveld, nóu is 'r iemand! — zei Hein, inééns ontsteld, — waar mot'k heen!... toe-nou Zeelt, zeg óp, of 'k vlieg weg!

— Maar god kerel, je bent toch geen dief!... blijf zitte!... bi-je bedonderd!

Angst was 't niet meer in Hein voor Bresser, maar ópbonkend geloof dat Eva 't weer kon zijn, en ie dan zich niet zou kunnen houên van blijdschap!

Tot één trap onder de werkplaats dreunden voetstappen, die weer langzaam afsjokten, zwakker, naar beneden. Ze hadden beiden geluisterd, Zeelt en Hein. Weer voelde Hols spannende ontgoocheling in éen moment, zoo hevig, dat ie kon uitbarsten van smart. Telkens vlijmde 't zoo diep door z'n illuzie-van-haar-toch-nog-te-zien, en telkens kwam sterker ontnuchtering over haar wegblijve, 't dooie dan weer van alles-rondom, 't vreemd-kille, grillige, en z'n eigen droefnis om haar niets antwoorden. Al 't voorgenomen kalm nagaan van z'n verhouding tot Eva, op z'n laatste wandelingen was weer omvèrgeschokt, door telkens érger dringender verlangen naar haar gezicht, haar stem, haar lichaam en telkens ook voelde ie waanzinniger z'n poging, z'n verlangen, 't willen-zien-naderen van die vrouw tot hém. En vanavond, zoo vlak bij, Eva niet te zien, was 'm 'n marteling die ie zichzelf aandeed, waarvan ie 't spannende, folterende niet had doorzien. Maar had ze niet zeker gezegd dat ze zou komen? Laat ie zich nou niet zoo opjagen; laat ie rustig, kalm blijven, en denken aan haar belofte, zóó inééns gegeven; laat ie maar tevreden blijven en afwachten, dan zou 't tóch gebeuren, dat samenzijn waar ie naar snakte. Zoo dwong ie zich op z'n stoel, onder 't kijken naar Zeelt, die z'n oogen toedrukte van vreeselijke steekpijn, tot kalmte; zoo wou ie weer gewoontjes hooren wat ie zeggen zou.

— D'r zit één vuillak hier,... als 'k dié 's te pakke krijg, sla 'k'm half lam .. . Weet-je wat dié je lapt ? ... Je staat met 'n meisje stilletjes te spreke, ... heel gluiperig komt ie naa je toe. .. en trekt je inééns, zónder datje'r op voorbedacht bent, je hemd vóór uit je broekrand, zoodat je daar vóór d'r staat met je rommeltje ope .. en je je dóód schaamt... je zou 'm op zoo'n oogeblik z'n hersens in mekaar slaan, niet?

Hein zat staar-suffig te luisteren, tam-gevoelig, instemmerig-gauw, weer bezig met 't opwolken van z'n verlangen naar Eva, om haar

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.