68 ARON LAGUNA
Aron.
Goed... goed. — Doe jij 't dan, hiér — maar leg 't... leg 't dan vldk bij z'n handjes hoor, dat ie 't dddelijk ziet, en dat ie 't dddelijk kan grijpen.
Dienstmeisje (nuchter). Sien... grijpe... u ferlangt nog al wat!
Aron (verstrooid). Zoo?... Zeg Riek... m'n broer, meneer Jacques, zal dadelijk wel komen.
Dienstmeisje (naar buiten kijkend).
O kijk es!... Spreek je fan de duf el... 't is sonde... daar komp meneer nét an.
Aron.
Maak maar open. (dienstmeisje af).
DERDE TOONEEL.
Jacques komt in uit zijdeur. Licht, fijn-grijs costuum; wandelstok in de hand.
Jacques.
Foei, foei... wat een buurt, foei broeder I... foei! (hij puft. Spottend). Bloedverwant., het ruikt hier naar brochures.
Aron (ironisch). Vindt je ? — Mooi weigezicht hè ?... en doodstil.