37 ARON LAGUNA
mesies van kindere al sjniks over zich, adde-nom 1... poche ze mit haarlie naam.
B a r u c h (zich verkneuterend). Je éigen natie, broer!...
Mevr. P a r e i r a (bijtend). Nou-jA... hij is hij!... Elk 't zijne... dat deelt 't best!
N a t h a n.
Wat is ddt nou voor klaas-janse? — Récht is récht!... Laten ze nou j£ néé zegge... as ze durrewe?... Ik bin thuis op alle gezindte!... Gistere was ik nog mit gazan Alvarez op zoo'n bewaarschooltje van Portegiese. — Niet één hoogduitsche ״naze" te zien! — Hoor ik me de juffrouw in de gang... (Nathan maakt met een dun-hoog stemmetje de juffrouw eerst langzaam in deuntoon na). De-kindertjes-kenne-na-hüis-toegaan... de-kindertjes-hebbe-d'r-bés-gedaan... (hij klapt zacht in de handen. Plots sneller en sneller)... de-kindertjes-van-Perèire, de-kinder-tjes-van-Sequéire, de-kindertjes-van-Orobio, de-kindertjes-van-Cólasso,... de-kindertjes-van-Có-ronel,... de-kindertjes-van-Pi'mentel! (allen schateren).
Mevr. P a r e i r a (woedend). U dweept natuurlijk met de kinderen van Jounie, Reggie Uiekruier en Moelie Augurkiesman!
Nathan.
Ikke?... En-óf!... Och, och, wat 'n sóf in Jeruzalem! — U bint nét zoo'n vliegbees.