23 ARON LAGUNA
B a r u c h (afbrekend). Goed, goéd jonge,... dan zegge we,... dat je 'r niét bent.
R a p h a ë 1 (in overspannen lach hinnikend).
Geeft tóch niks... hihihihihihi!... hoewoe... hoe!... geeft tóch niks!... De dood vergeet mijn tóch ... (hij gaat alleen zitten in een stoel. Judith stil af. Baruch rookt ontsteld-mijmerend zijn pijp).
TIENDE TOONEEL.
Luidruchtig komt Nathan binnen, al roepend, terwijl hij nog in de gang is. Hij spreekt vlug met een dienstmeisje dat hem inlaat en beweegt zich zeer levendig.
Nathan.
Pas op... me nieuwe overschoene... me lak-neuze!... warachtereschot, gepoets mit saus itallejèin!... Goeie avond allemaal!... God-nog-toe, wat-een-kou — me snees vriest me compleet af!
Baruch.
Schalom Alechem, Nathan, (groetgemompel).
Nathan (die met zijn handen diep in de zakken vóór Baruch gaat staan, één pret zijn gezicht).
Zeg, wat ik zegge wou Baruch ?... Weet je wat ik nou maar dis niet in me keepie ken krijge? Heuze!... Dat zoo'n wijze man as jfj,