20 ARON LAGUNA
Judith.
U mäg u niet zoo ópwinden oompje, (strijkt hem over zijn gezicht). Toe, kijkt u nou niet zoo vreeselijk benauwd.
Raphael (schuw). Ja kindje... maar ikke... ben bang... bäng voor de dood ... en... en ... en bang... bäng voor 't léven!
Judith.
Vader is toch óók niet bang?
Raphael (in waanzin-achtige verwarring namijmerend). Je vader ... je väder... dat is wat änders... Maar ikke bin die ik bin... ikke bin, zegt mama... ikke bin...
Judith (innig). Waarom bent u dan zoo bang?
Raphael (angstig). Weet ik niet... weet ik niet... Als ik een mes zie... dan zegge ze me däär... (wijst naar een hoek) snij je hals af!... En gistere was er een touw op de kamer... toen zeie ze hier... (wijst naar een anderen hoek), hang je óp!...
Judith (meewarig). Och oompje,... allemaal gékheid!
R aphaël.
Nee-nee-nee-nee-néé kind... wäär hoor... wäär!... Maar tóch helpt 't niet!... Jullie'gaan