ARON LAGUNA 17
Lisa.
Die van de week 's avonds óók hier was?
Dienstmeisje. Juist mevrouw.
B a r u c h.
O, dat is Colasso Abendana, van de pemeente. Lisa.
Voor het feest?
B a r u c h.
Ja juist — maar joü moet ie óók hebben, (naar het dienstmeisje). Laat meneer maar in de ontvangkamer, (dienstmeisje af. Naar mevr. Pareira). Moeder, als Nathan komt, laat u 'm effe wachten, warachtig,... anders is ie nog verstoord.
Mevr. Pareira. Verstoord?... Kan mij wat schelen!... Breek me hoofd! — 'k Heb wat önders te doen! (kwaadaardig af met Lies. Baruch, wat verlegen, aarzelt).
ZESDE TOONEEL.
J u d i t h (door middendeur op). Vadertje?...
Baruch.
Een oogenblikje kind, (legt zijn pijp neer). Ik moet even meneer Colasso te woord staan — maar ik ben dadelijk terug. — Als Oom Nathan komt, zeg 'm dat ie wdcht — anders is ie kwaad. (Baruch af. Judith neemt een courant van de tafel en springt met een vroolijk gebaar in een fauteuil).
3