ARON LAQUNA 111
Lisa.
Jacques zegt: van de herstemming, de Kamerontbinding, — de socialen hebben gewonnen.
B a r u c h {verheugd). Wéér ook!... Zal hém teminste goéd doen.
Lisa (hem vreemd aankijkend). Voor mijn part 1
B a r u c h.
Je kijkt ?... Ah gezegende vrouw, het éénige dat Aroon nog heeft.
Lisa.
Jij bent kapot van hém.
Baruch.
Dat bén ik — en tóch mag ie 't niet zien — ik mot, mót 't voor 'm verbergen (ongerust). En nou weer dét met Baruchie!
Lisa.
Jij zegt toch altijd: él wat gebeurt is ergens goéd voor?
Baruch (geprikkeld). Natuurlijk ... natüürlijk !... Als ik mit me Thora in de hand zit... nou jé! — M/jn geweten is gerust. —. De heilige, gezegende God weet wat ie doet! — Maar... mensch is ménsch. — Is er iéts verhevener dan de leer van de Thora ?. .. Wees barmhartig,... schenk lofoffers... Nou jé... Maar... wie kan altijd z'n eigen verstand gebruiken ?