2 ARON LAGUNA
Mevr. P a r e i r a. Doet ie toch wel ereis méér.
Lisa. Nee,... zóólang nooit.
Mevr. P a r e i r a. Tóch een éngel van een jongen!
Lisa.
Natuurlijk... üw oogappel.
Mevr. P a r e i r a.
Onzin!...
Lisa.
Géén onzin.
Mevr. Pa r e i r a. Als ik nou tóch zoo bedenk Lies, en ik reken je ongelukkige broer Rafeel niet mee,... och, och, wat is er dan overgebleven van &l de Diaz Pareira's?... Vluchtelingen lijken we waarachtig!... Alléén jij nog. — Toe, wees nou niet zoo slap kind — je huilt je compleet ziek om je kinderen ... Twee, als boomen, heb ik onder de grond gelegd, naast m'n man. — A ki-aay!... Onze Lieve Heer heeft 't zoo gewild — met Rafeel óók, mofienel... 'n Man van vijf-en-veertig jaar!... Vandaag blaft ie als 'n hond en morgen miaauwt ie als 'n kat — en toch zegt de dokter dat ie niet gevaarlijk is.
Lisa.
Toch moest ie allang verpleegd worden. — Maniak