45
■— Terug? ... vroeg Jet doodkalm. . — Twee knaake hè je d'r voor gevraagd,... je heb me afgeset!
— Zoo-zoo.
— Gelukkig dat ik nog geen duit betaald heb.
- Wat-je-zeit!
— De mot sit d'r in... alles is van binne uitgevrete!
— Hou 'm dan voor 'n knaak,... goeiigde Jet.
— Ik mot nie.
— Een gulde en smeer je toet.
-- Geen plekkie is d'r heel.
— Nou, vijf duppies ...
— Na kerktijd, nee!... en Jo smakte de sortie op een stoel.
— Niet? ... nou, eeuwig-goeie vrinde,... zei Jet en zacht bedelde ze vijf cent voor een potje bier.
Jo was bezig in een kapspiegel de kammen van haar pruik op te werken en gretig besnoof ze een reukflacon. De fijne schoonheid van haar fluweel matbleek gezicht prikkelde Jet bijna zoo hevig als bij Corry. Ze vroeg Jo naar intimiteiten over haar vrijers, tapte schuine moppen, wond zich op en bood telkens gulzig waar te koop. Jet's opdringerige hartelijkheid ging zóó ver dat ze de mooie vrouw beaaide en beklopte.
— Blijf met je klamme klaviere van me lichaam!... schoot Jo wild uit, huiverend en woest onder Jet's lacherig-zoete en streelende aanraking.
— O semaaie!... deed ze geschrikt,... Coba slaat 'n ander tongetje uit.
— Dat is net soo'n prent as jij.
— Mot je die spiegel? ... 'n krats!
— Hoeveel? ... vroeg Jo, haar gepoetste nagels zacht beademend.
— Voor twaalf kwartjes.
Jo schold haar voor afzetster en bloedgeld-koppelaarster
Knaake: rijksdaalders.